Een te groot hart

Een te groot hart. Het klinkt bijna poëtisch. Als het geen noodlottige afloop had. Nog nooit voelde ik mij zo ontroostbaar. Als ik naar haar lege hok kijk. Haar lege mandje. De plukjes hooi die op het vloerkleed liggen, maar die nooit meer opgegeten zullen worden. De slap geworden takjes munt en het aangevreten stukje appel onder de tafel, het enige dat ze gisteren nog wilde eten. De deur naar de hal die open staat, want daar kan ze toch niet meer gauw naar toe hoppen als ik even niet kijk. Of de blaadjes die van de kamerplant op de grond zijn gevallen, ik hoef ze niet meer gelijk op te rapen. Overal waar ik kijk zie ik wel íets waardoor de tranen in mijn ogen springen.

konijntje

Bunny von D is op 11 januari overleden. Ze zou deze zomer 7 jaar zijn geworden.

Bunny liep al een tijdje te kwakkelen met haar gezondheid. Op het laatst dachten we dat het misschien dan toch die blaasontsteking weer was. Maar vorige week leek ze maar niet op te knappen van de antibiotica. En ondanks de pijnstillers die ze kreeg, zag ik dat ze pijn had. Eergisteren toen ze haar medicijnen kreeg en ze het gelijk weer uit haar mondje liet lopen, wist ik dat het niet goed zat. Alsof ze dacht “het hoeft allemaal niet meer, het is nu klaar”. Ze had altijd al een eigen willetje. Steve dacht precies hetzelfde. Maar allebei durfden we het niet hardop te zeggen. Natuurlijk, alle huisdieren gaan een keer dood. Maar niet die van ons. In ieder geval niet nú. Pas als ze heel-heel oud is. “Je wordt toch honderd jaar, dat hadden we toch afgesproken?” en ik gaf haar een kus op haar hoofdje. Op de bank zat ze, terwijl haar hele lijfje schudde van het ademen. Ik haalde mijn kussen op van boven en ben naast haar gaan liggen op de bank en bleef haar aaien tot ik in slaap viel. Ze leek gelukkig iets rustiger te worden. Een paar keer maakte ze me wakker door haar hoofdje onder mijn hand te duwen. En dan aaide ik haar weer. De hele week had ik al nachtmerries dat ze dood ging of iets anders naars meemaakte, en dat was nu ook niet anders.

En toen was het 11 januari. Waarop die nachtmerrie de realiteit werd. ’s Avonds zou ik met haar naar de dierenarts gaan, maar ik vertrouwde het niet, dus werd het ’s ochtends. De dierenarts, die we vorig week nog hadden bezocht, zag gelijk dat ze er een stuk slechter uit zag. Toen ze de röntgenfoto wilde maken, moest Bunny eerst aan het zuurstof. Ze ging bijna van haar stokje door de inspanning. Daar voor was ze namelijk van de onderzoekstafel in mijn nek gesprongen, mijn lieve knuffelkonijn. Het leek een eeuwigheid te duren tot de dierenarts weer binnenkwam. “De foto is nog steeds niet gelukt, ze moet eerst nog meer op adem komen. Maar ik wil je er alvast op voorbereiden dat het er niet goed uitziet.” Ja, toen wist ik het wel. Maar dat vijf minuten later haar volgende mededeling was “Ik moet je iets vervelends vertellen..”, kwam als een klap. Bunny was overleden na het maken van de röntgenfoto, ze was gewoon gestopt met ademen. En op die foto was te zien dat haar hart zo groot was dat het bijna haar hele borstkas in beslag nam. Dit is iets wat blijkbaar al een tijdje speelde, konijnen laten het als prooidieren pas heel laat zien als iets niet goed met ze gaat. Ze willen geen zwakte tonen.

Maar ook als we dit eerder hadden geweten, was er niets dat we hadden kunnen doen om het te voorkomen. Die gedachte stelt me wel iets gerust. Maar verdomme. Wat doet dit pijn.

Een te groot hart

Bunny von D Bunny von D Bunny von D Bunny von D

Back to Top